Ga verder naar de inhoud

Definitie

Het veld 'waarde objectnummer' documenteert het unieke nummer dat het object (of de groep objecten) identificeert en op het object is aangebracht of eraan bevestigd is.

Invulregels

Het objectnummer (ook wel inventarisnummer genoemd) legt de koppeling tussen het fysiek object in de collectie en de gegevens erover in de databank. Het nummer moet daarom altijd uniek zijn en wordt bij voorkeur ook op het object aangebracht of eraan bevestigd.

0001


Binnen de organisatie maak je afspraken over de manier waarop objecten worden genummerd. Die nummering moet consequent zijn. Bijvoorbeeld een oplopend, enkelvoudig getal. Je moet objecten niet hernummeren omdat je ze digitaliseert.

1


Instellingen die werken met bestaande nummers dienen wel voldoende voorloopnullen aan het bestaande nummer toe te voegen. Gebruik voldoende voorloopnullen, afhankelijk van de grootte van de collectie van de organisatie. Breng die voorloopnullen niet aan op het object zelf.

<1000 objecten: 001-999,


Gebruik een zo eenvoudig mogelijke nummering, bij voorkeur met enkel cijfers,letters , koppelteken (-) en laag streepje (_), zonder spaties of andere leestekens. Informatie over het object kan beter niet verwerkt worden in het objectnummer.

43


Grotere hoeveelheden objecten die niet uniek zijn, niet of nauwelijks individueel te nummeren zijn, en die tezamen bewaard worden in een houder (bv. een doos met injectienaalden) kunnen als één object worden beschouwd en dus één objectnummer krijgen. In het veld Publicatie:Invulboek objecten/Veld/Aantal_exemplaren kan aangegeven worden om hoeveel identieke objecten het gaat.

-


Ook groepen objecten, die samen één geheel vormen (bv. Een servies, een paar schoenen of een dokterstas met inhoud) kunnen als één object worden beschouwd en dus één objectnummer krijgen. Wel is het daarbij noodzakelijk dat op alle afzonderlijke onderdelen het objectnummer met een extensie wordt aangebracht en dat deze afzonderlijke onderdelen ook eigen records in de databank krijgen. In de databank maakt men dan een koepelrecord aan voor het object als geheel (300), als records voor de afzonderlijke onderdelen (300a, 300b, etc.).

300a


Systemen

Standaarden

Spectrum: Objectnummer

Dublin Core: dcterms:identifier